Werking en onderhoud spuitcomputer

Inleiding

De spuitcomputer is het regelinstrument bij uitstek op uw spuittoestel en staat garant voor een correcte dosering (l/ha). De computer stuurt een systeem van kleppen aan en ontvangt regelinformatie van verschillende sensoren. Regelmatige afstelling en onderhoud van dit regelsysteem zijn bijgevolg van het allergrootste belang om een correcte dosering te handhaven.

Werking van regelsystemen met spuitcomputer

Er zijn in hoofdzaak twee types regelsystemen waarbij ofwel op druk ofwel op debiet wordt geregeld.

Bij regeling op druk regelt de computer aan de hand van de uitgelezen drukwaarde van een druksensor die zo dicht mogelijk bij de spuitboom gepositioneerd is. Deze regeling heeft als voordeel dat een eenvoudige druksensor (figuur 6) kan gebruikt worden. Bijkomend voordeel is dat bij het afsluiten van één of meerdere secties enkel de druk constant hoeft gehouden te worden om dezelfde dosering te bekomen.

Nadeel is echter dat voor dit type regeling rekening dient gehouden te worden met de gemonteerde dopmaat. Montage van een andere dopmaat vereist een andere druk om hetzelfde spuitvolume en dus dezelfde bedekking (l/ha) te verkrijgen. Vandaar dat de verschillende dopmaten dienen bijgehouden te worden in de spuitcomputer. Eveneens zal bij lichte slijtage van de doppen herkalibratie van de computer aangewezen zijn aangezien slijtage het debiet bij een bepaalde druk doet wijzigen. Regelsystemen op druk komen echter niet zo frequent voor en zullen daarom niet verder in detail besproken worden.

De regeling op debiet is de meest gebruikte regeling op veldspuiten. Deze regeling heeft als voordeel dat bij een correcte positionering van de debietmeter (= best vlak voor het verdeelblok met sectiekranen) de effectieve vloeistofstroom gemeten wordt die naar de spuitboom gaat. Aan de hand van de werkbreedte van het spuittoestel en de rijsnelheid kan de computer via de drukregelklep perfect het gewenste volume bijregelen. Ook bij eventuele slijtage van de doppen zal dit regelsysteem correct werken aangezien het gemeten vloeistofdebiet als referentie wordt gebruikt.

Figuur 1 geeft schematisch weer hoe een regelsysteem op debiet werkt. Dit schema is echter niet limitatief en er bestaan een groot aantal variatiemogelijkheden in opbouw van het regelsysteem tussen de spuittoestelfabrikanten onderling en zelfs bij dezelfde fabrikant zijn verschillende opbouwen van het regelsysteem terug te vinden. Toch geeft het vrij goed de algemene werking weer van de meeste regelsystemen.

Schema regelsysteem op debiet
Schema regelsysteem op debiet

Eén van de belangrijkste onderdelen in het regelsysteem is de drukregelklep (P), die naargelang het vereiste spuitvolume, meer of minder vloeistof doorlaat, en dus effectief de regeling uitvoert.

Drukregelklep
Drukregelklep

De drukregelklep (P) wordt bijgestuurd door de spuitcomputer aan de hand van de verkregen meetwaarden van de debietmeter (F) en de wielsensor of radar (S). In sommige gevallen is nog een druksensor aanwezig ter hoogte van de sectiekranen teneinde de exacte werkdruk weer te geven. Deze draagt echter niet bij tot de regeling van de vloeistofstroom.

Wielsensor
Wielsensor

Voor het opmeten van de rijsnelheid wordt meestal een wielsensor gebruikt die qua werking vergelijkbaar is met een eenvoudige fietscomputer. In het wiel worden elektromagneten gemonteerd die langs een sensor draaien. In die sensor ontstaan inductiestroompjes die in pulsen worden vertaald. Aan de hand van het aantal pulsen dat gegenereerd wordt per meter kan de rijsnelheid bepaald worden.

De wielsensor wordt het best gemonteerd op een niet aangedreven wiel om een foute meting ten gevolge van een slippend aandrijfwiel te vermijden. Bij gedragen toestellen is dit meestal een voorwiel van de tractor en bij getrokken machines wordt een wiel van de spuitmachine als referentie genomen.

Montage wielsensor
Montage wielsensor

Nadeel van de wielsensor is dat naargelang wisselende veldomstandigheden (bv pas geploegd t.o.v. reeds bestaande spuitsporen) het niet aangedreven wiel anders zal reageren en de gemeten snelheid kan variëren van de werkelijke snelheid. Om dit probleem op te lossen wordt soms gebruik gemaakt van een duurdere radar, die de effectieve snelheid opmeet t.o.v. het grondoppervlak. In andere gevallen wordt de snelheid rechtstreeks afgetapt van de snelheidsmeting op de tractor.

Verder zijn ook nog GPS systemen te verkrijgen die snelheidssignalen genereren met als nadeel dat GPS signalen soms durven uitvallen (bv. bij bomenrijen). De debietmeter wordt vlak voor de sectiekranen gemonteerd om eventuele foutieve metingen (lekken) te vermijden. Ook wordt deze best vertikaal gemonteerd om afzetting van spuitmiddel op de wanden tegen te gaan. De debietmeter genereert een aantal pulsen per doorgestroomde hoeveelheid spuitvloeistof (pulsen per liter) aan de hand van het toerental van een meetwieltje.

Debietmeter (flowmeter)
Debietmeter (flowmeter)
Druksensor
Druksensor

Daarnaast zijn er nog de verschillende sectiekranen in twee- of drieweguitvoering. In tweeweguitvoering (aan of af) dient de computer de sectielengtes bij te houden per sectie zodat er kan bijgeregeld worden naargelang de gewijzigde spuitboombreedte. Indien de sectiekranen in drieweguitvoering uitgevoerd zijn (bij afschakelen van de sectie wordt de aangevoerde spuitvloeistof van die sectie rechtstreeks naar retour gestuurd) dienen deze uitgerust te zijn met compensatieregeling en indien de compensatieregeling correct afgesteld staat hoeft de computer hier niet bij te regelen. Indien de aanwezige driewegsectiekraan echter niet over compensatieregeling beschikt dan wordt normaal een tweede flowmeter gemonteerd in de retourleiding die dan aan de hand van de opgemeten retour en de afgesloten sectielengte(s) kan bijregelen.

Driewegsectiekranen met compensatieregeling
Driewegsectiekranen met compensatieregeling
Tweewegsectiekranen
Tweewegsectiekranen

Tenslotte is er nog de hoofdkraan (G) die ervoor zorgt dat ofwel alle vloeistof retour gaat, ofwel alles naar de drukregelklep.

Kalibratie van de spuitcomputer

Kalibratie wielsensor

Ga eerst na of de wielsensor nog steeds correct gemonteerd is. Controleer op kabelbreuken en beschadigingen. Voor de kalibratie beschikken bijna alle spuitcomputers over een afzonderlijke module voor ijking van de wielsensor. Deze methode is vrij eenvoudig. Eerst wordt het spuittoestel halfvol gedaan en dient er een afstand van 100m uitgezet te worden in de normale veldomstandigheden. Vervolgens wordt een referentiepunt op de spuitmachine (tractor) gezocht en wordt dit punt ter hoogte van de startlijn gepositioneerd. Nu dient de “kalibratiemodule snelheid” opgestart te worden in de spuitcomputer waarna de afstand exact afgereden moet worden. Hiervoor speelt de rijsnelheid geen rol. Tijdens het afrijden van deze afstand telt de computer het aantal gegenereerde pulsen van de wielsensor. Na het afrijden van de afstand wordt de module afgesloten en kent de computer het aantal pulsen per 100m. Aan de hand van deze gegevens en een ingebouwde klok kan nu de exacte rijsnelheid weergegeven worden in normale rijomstandigheden.

afrijden van 100m

Kalibratie debietmeter

Een debietmeter genereert een aantal pulsen per liter. Het aantal pulsen dat deze meter genereert staat meestal vermeld op de debietmeter of kan teruggevonden worden in de handleiding van deze meter. Deze waarde kan eventueel rechtstreeks ingegeven worden in de spuitcomputer. Wanneer verschillen vastgesteld worden in afgifte (l/ha) dan wordt de debietmeter best opnieuw geijkt op het toestel.

Als snelle oplossing kan eventueel het aantal pulsen per liter aangepast worden met de regel van drie. Wanneer er bijvoorbeeld vastgesteld wordt dat er i.p.v. de gevraagde300 l/ha altijd 330 l/ha verspoten wordt (= afwijking van 10%) en het aantal geprogrammeerde pulsen in de spuitcomputer 650 pulsen/liter aangeeft, dan kan het aantal pulsen eenvoudig als volgt aangepast worden.Te programmeren aantal pulsen = (650 p/l)x(300 l/ha)/(330 l/ha)= 590,9 pulsen per liter. Deze waarde dient ingegeven te worden in de spuitcomputer.

Een andere oplossing is een gekend aantal liters te verspuiten en het aantal pulsen te tellen die de debietmeter genereert. De meeste spuitcomputers beschikken hiertoe eveneens over een module die het aantal pulsen telt. Belangrijkste punt is exact te weten hoeveel vloeistof verspoten wordt, Dit kan op twee manieren gerealiseerd worden.

Een eerste mogelijkheid bestaat erin de spuit te vullen tot ze bijna vol is en daarna met viltstift het niveau op de tank aan te duiden. Vervolgens wordt de “kalibratiemodule flowmeter“ geactiveerd en dient een hoeveelheid water verspoten te worden (bv +/- 1000 liter). Daarna wordt de tank met maatbeker of externe watermeter gevuld tot de markeerstreep opnieuw bereikt wordt. De bijgevulde hoeveelheid wordt nu ingegeven in de “kalibratiemodule flowmeter” en de computer kan dan automatisch het aantal pulsen per liter uitrekenen.

Andere mogelijkheid is de spuittank bijna vol te doen en te wegen op een weegbrug. Vervolgens wordt de kalibratiemodule opgestart en wordt gespoten. Na het verspuiten wordt opnieuw gewogen en geeft men het gewicht=aantal liters in de computer in. De computer kan nu opnieuw het aantal pulsen per liter uitrekenen.

Aandachtspunten bij problemen met het regelsysteem

Regelsystemen met spuitcomputer werken vrij betrouwbaar maar toch kunnen zich een aantal problemen voordoen die, in de meeste gevallen, door correct onderhoud kunnen vermeden worden.

Snelheidssignaal valt weg

Wanneer vastgesteld wordt dat de snelheid niet normaal meer geregistreerd wordt, dient een correcte montage van snelheidssensor/radar nagegaan te worden. Meestal is beschadigde bekabeling of vocht de oorzaak van het signaalverlies. Wanneer het signaal midden een bespuiting wegvalt en het euvel kan niet direct verholpen worden, dan kan de spuitcomputer altijd op manueel gezet worden. Als de rijsnelheid gekend is waaraan normaal de bespuitingen worden uitgevoerd, kan aan de hand van de dopmaat bepaald worden welke druk dient ingesteld te worden om de gewenste bedekking (l/ha) bij deze rijsnelheid te bekomen. Bij alle computers kan de druk in manueel mode op de gewenste waarde bijgeregeld worden, zodat steeds verder kan gespoten worden. Sommige computers beschikken eveneens over een module die de snelheid kan simuleren en die men gewoon kan activeren wanneer het snelheidssignaal wegvalt. Natuurlijk dient dan wel de snelheid aangehouden te worden die in de simulatiemodule werd ingegeven.

Verspoten volume stemt niet meer overeen met geprogrammeerd volume

Voor kleine afwijkingen kan dit meestal eenvoudig gecorrigeerd worden door de regel van drie toe te passen (zie hierboven kalibratie debietmeter). Indien deze afwijking zich echter op zeer korte periode voordoet, dan is er waarschijnlijk meer aan de hand. Ga eerst na of zich geen lekken voordoen in de drukleiding. Grotere lekken in de drukleiding die zich voordoen vóór de debietmeter zorgen ervoor dat de tank vlugger leeg is. Hoewel het verspoten volume correct zal zijn, dienen de lekken uiteraard zo vlug mogelijk hersteld te worden.

De debietmeter kan ook vervuild zijn door afzetting van spuitmiddel. Dit kan het geval zijn wanneer het toestel langere tijd heeft stilgestaan en vooraf niet grondig werd gereinigd. Om dit probleem op te lossen dient de debietmeter gedemonteerd en grondig gereinigd te worden. Na de reiniging dient nagegaan te worden of de turbine opnieuw vlot ronddraait. Is dit niet het geval dan wordt de debietmeter best direct vervangen.

Wanneer verschillen vastgesteld worden in de afgifte bij het spuiten met meerdere gesloten secties, dan dient in eerste instantie nagegaan te worden of de aanwezige compensatieregeling correct ingesteld staat. Dit kan door het toestel in manuele mode te laten spuiten met alle secties open en een vaste druk in te stellen op de analoge manometer (bv. 2bar). Indien bij het afsluiten van één of meerdere secties de druk afwijkt van de ingestelde druk dan dient de compensatiekraan van de betreffende sectie bijgeregeld te worden tot de druk opnieuw op de vooraf ingestelde waarde staat.

Winterstalling

Voor de winterperiode wordt het toestel best grondig doorgespoeld met zuiver water en op antigel gezet. De spuitcomputer en de manometer worden van het toestel verwijderd en in een vorstvrije ruimte bewaard, teneinde vorstschade te vermijden.

Conclusie

Een correct werkende spuitcomputer zorgt ervoor dat bespuitingen eenvoudig en nauwkeurig kunnen gebeuren. Bij om het even welke rijsnelheid wordt steeds de geprogrammeerde dosering (l/ha) gehandhaafd. Hierdoor kan de bestuurder zich beter concentreren op het effectieve rijden en het controleren van het spuitwerk.

> Terug naar documenten